Houdingen tegenover de natuur (2)

Hadden we het in het voorgaande over de aantasting door de mens van het ons omringende aardoppervlak, een andere natuurfilosoof, Koo van der Wal (Nieuwe vensters op de werkelijkheid, Klement, 2016) stelt dat het milieuprobleem ook een gevolg is van onze westerse levensstijl, van ons gezamenlijke patroon van denken en het daaruit voortvloeiende handelen. Ons moderne denken wordt gekenmerkt door een vrijheidsclaim, een vrijheids-eis. We willen vrij zijn en willen geen inmenging in ons doen en laten door anderen. We willen géén bemoeienis van de Staat of van andere overheden. Soeverein in eigen levenssfeer! We zijn autonoom! “Ik wil mijn eigenbelang en ik wil mijn zin!” “We kunnen het zélf wel!” Ons denken wordt gekenmerkt door een wens tot zelfbeschikking en niet-gebondenheid aan anderen. Dat heet scheidingsdenken. Dit in tegenstelling tot verbondenheidsdenken. Bij scheidingsdenken, zo legt van der Wal uit,  staan alles en iedereen op zichzelf, ieder is voor zichzelf verantwoordelijk, moet zichzelf dus maar zien te redden en zijn er alleen maar oppervlakkige relaties tussen mensen en tussen mens en natuur en is alles en iedereen vreemd voor elkaar.

De natuur wordt dan beleefd als een ding dat ik mag gebruiken voor mijn eigenbelang, om er rijk van te worden en waar ik verder niet verantwoordelijk voor ben. En door dat doorgeslagen vrijheidsdenken zijn we onthecht geraakt van onze buren en vervreemd van de natuur. En met dat ‘natuurding’ kun je dan, als je zo denkt, doen wat je wil. “En dan kunnen de laatste walvissen gewoon worden afgeschoten, jonge zeehonden doodgeknuppeld, bulldozers tegen het regenwoud en orang-oetang worden ingezet, de aarde omgewoeld en bevuild met chemicaliën, het grond- en oppervlaktewater vergiftigd en de zeebodem opengescheurd op zoek naar delfstoffen”, constateert de natuurfilosoof van der Wal.

Hans Pijnaker

(wordt vervolgd)

Laat een reactie achter

Scroll naar boven