Houdingen tegenover de natuur (4)

4.1.DE MENS ALS DESPOOT

De mens als despoot staat voor de overheersende houding in onze westerse cultuur na de middeleeuwen en sinds de opkomst van de wetenschap, techniek en het kapitalisme. De toenemende milieuproblematiek leidde er toe dat deze houding wat getemperd werd. (zie natuurfilosoof Zweers en diens collega Wouter Achterberg in zijn ‘Samenleving, natuur en duurzaamheid. Van Gorcum,1994. Goed bruikbaar voor een werkstuk!).

De mens als despoot gaat eigenmachtig met de natuur om, zoals het hem uitkomt. Hij ziet de natuur slechts als een verzameling van bruikbare hulpbronnen en hij waant zich in het rijk van de onbegrensde mogelijkheden: men kan altijd weer nieuwe hulpbronnen aanboren als de oude zijn uitgeput, denkt hij. Hij fantaseert er zelfs over om bij oververvuiling en uitputting van onze planeet nieuwe grondstoffen van andere planeten te halen en in het uiterste geval van oververvuiling zelfs naar een andere planeet te verhuizen.

Het zwaartepunt bij de despotenhouding, zo zeggen beide filosofen,  ligt op de materiële behoeften, economische groei en korte termijn denken. Ook wordt deze houding gekenmerkt door een technologisch optimisme, namelijk dat voor elk milieuprobleem wel weer een nieuwe technische oplossing voorhanden is. Deze despoot is over het algemeen menslievend en democratisch t.o.v. zijn medemensen. Hij is alleen een egocentrische despoot t.o.v. de natuurlijke hulpbronnen, die hij als een persoonlijk bezit beschouwt, waarmee hij zich kan verrijken of ze na gebruik als onbruikbaar afval in het milieu kan wegkieperen, zonder zich te bekommeren om de schade die hij het ecosysteem hiermee berokkent.

Deze despotenhouding en de daaruit voortvloeiende ecologische crisis zeggen wel iets over het denken in onze cultuur. Ze brengen aan het licht dat onze cultuur ‘half barbaars’ is, om met filosoof Nietzsche te spreken. Een samenleving die zo gewelddadig en zonder enig mededogen als de onze met de natuurlijke omgeving omgaat, kan niet echt als beschaafd worden aangemerkt, en dit nog los van het feit dat een gemeenschap die haar eigen bestaansvoorwaarden in ijltempo ondermijnt als nogal stupide moet worden beschouwd. Om voor beschaafd te kunnen doorgaan zal zij zich weer respect en zorg ten aanzien van de omgevende wereld moeten leren aanwennen, want zolang in de westerse visie de natuur verworden kan tot een verzameling stomme dingen zonder eigen innerlijk, waarmee dus géén verstandhouding mogelijk is, staat niets in de weg om over die natuurlijke omgeving naar puur eigen goeddunken te beschikken en haar desnoods te vernietigen. Aldus beide filosofen.

Hans Pijnaker (wordt vervolgd)

 

 

 

 

Scroll naar boven