Indiaanse natuurwijsheden

Twee houdingen tegenover de natuur.
Toen de Amerikaanse overheid in 1854 het land van de Dwamish-indianen wilde opkopen om dit te exploiteren t.b.v. mijnbouw, houtindustrie e.d. protesteerde het Indiaanse opperhoofd Seattle heftig. In zijn beroemde toespraak voor het hooggerechtshof valt de tegenstelling scherp op tussen de indiaanse visie op natuurbeheer en de westerse beleving van onze planeet. Voor Seattle zijn grond en natuur ‘heilig’.
Ik citeer het indianenopperhoofd:
“Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar die glanst in de zon, elk zandstrand, elke nevel in de donkere bossen, elke open plaats, elke zoemende bij is heilig in de gedachten en herinneringen van mijn volk.”

Hij probeert de westerse blanke man duidelijk te maken hoe de indianen leven in een relatie van verwantschap met de natuur. “De geurende bloemen zijn onze zusters, het rendier, het paard, de grote adelaars, onze broeders. De schuimkoppen in de rivier, het sap van de weidebloemen, het zweet van de pony en van de man, het is allemaal hetzelfde geslacht. Alles hangt samen als het bloed dat een familie verbindt. Alles hangt met alles samen!”
In zo’n groot leefverband van de natuur kan de mens niet eenzaam zijn, zegt hij. Zonder die dieren, de bossen, de rivieren, zou het leven arm en eenzaam worden.
“Wat is de mens zonder dieren? Als alle dieren weg zijn (door het verwoestende optreden van de westerse mens) zal de mens sterven aan een gevoel van grote eenzaamheid.”

Van een bezitten van of beschikken over de natuur kan geen sprake zijn. Daarom kunnen de aarde, de rivieren, de lucht enz. niet verkocht worden.
“Voor de blanke westerse man is het ene stuk grond gelijk aan het andere. Hij is een vreemde(!) die in de nacht komt en van het land neemt wat hij nodig heeft. De aarde is niet zijn broeder, maar zijn vijand. En als hij die veroverd heeft, trekt hij gewoon verder. Hij behandelt zijn moeder, de aarde, als koopwaar, die hij kan uitbuiten en weer verkopen als goedkope bonte kralen”.
Hans Pijnaker
Bron: Koo van der Wal: De omkering van de wereld; achtergronden van de milieucrisis en het zinloosheidsbesef. Ambo.1996.

Scroll naar boven