November

NOVEMBER

Latijn voor negende maand Slachtmaand

Sint Maartenszomer: dat is een zomerse periode rond 11 november. Duitsland kent naast de Altweibersommer (eind september) ook Allerheiligensommer (begin november).

Amfibieën houden een winterslaap omdat ze koudbloedig zijn: de lichaamstemperatuur daalt waardoor de stofwisseling wordt afgeremd. De behoefte aan voedsel neemt af: hij teert dan op zijn vetreserves die hij ‘s zomers heeft aangelegd. Eind november is het tijd dat kikkers en padden gaan overwinteren in de modder.

We kunnen nog genieten van volledige herfsttinten van de Amerikaanse eik, beuk, ruwe berk, winter- en zomereik en witte paardenkastanje. De meeste bomen hebben nu hun blad verloren. Hierdoor kun je nu wel de contouren van de kroon zien.

De vliegtijd van de libellen is voorbij, uitgezonderd de winterjuffers: deze vliegen af en toe nog bij warme dagen). Van de vlinders is de kleine wintervlinder één van de weinige nachtvlindersoorten die in de winter vliegt. Rupsen van de ligusterpijlstaart zitten op warme dagen op liguster, sering en sneeuwbal vóór ze gaan verpoppen

Planten die je ’s winters nog kunt tegenkomen zijn o.a. duizendblad, gewone melkdistel, herderstasje, klein kruiskruid, muurvaren, paardenbloem, paarse dovenetel en straatgras.
Vogelmuur bloeit het hele jaar door: van januari tot december. Ze vormt snel zaden. Doordat ze ook in de winter groeit, beschermt ze met haar bladen de aanvankelijk open grond waardoor die niet geheel dicht slaat.
Vroegeling kiemt het zaad in september en dan maakt de plant een rozetje. Dit blijf je heel de winter zien. Bij het rozetje en de onderste stengeltjes zitten haartjes (bescherming tegen uitdrogen).

Het is bijna het einde van de najaarstrek: onze zomervogels zijn al vertrokken en we zien nu de zgn. ‘slaapvluchten’ van kraaien, meeuwen, spreeuwen etc. De ransuilen slapen in groepen op vaste slaapplaatsen. Het wordt rustiger in het bos en op de heide. De koperwiek en kramsvogel trekken ‘s nachts of heel vroeg in de ochtend, in november. De massale uittocht is in december. De vogels die hier juist overwinteren zijn: grauwe gans en kleine zwaan.
Waterrallen trekken gedeeltelijk in november naar het westen (Engeland en Frankrijk), maar een deel blijft hier overwinteren, al trekken de meeste exemplaren alsnog verder weg bij het optreden van strengere vorstperioden. De trek vindt voornamelijk ’s nachts plaats.
Wintertaling blijft hier of trekt door bij vorst.

Er zijn zoogdieren die nu in winterslaap gaan. Ook zijn er die de zomervacht verwisselen voor een warme wintervacht, zoals de vos en het wild zwijn. En er zijn zoogdieren waarvan de vacht van kleur verandert (damhert, hermelijn). In huis zou je wel eens een bosmuis, huismuis of huisspitsmuis tegen kunnen komen. De dwergvleermuis doet nog een late vlucht bij heel zacht weer.

Het wateroppervlak wordt donkerder en de activiteit van waterdieren neemt af: waterslakken en waterinsecten zijn nog zichtbaar tot de vorst invalt.

Scroll naar boven