September

Herfstmaand

Herfstkleuren
Ontstaan bij bepaalde bomen en planten doordat in de herfst de dagen korter worden, de temperatuur gaat dalen en de productie van het bladgroen stopt. Als het bladgroen verdwijnt krijgen andere aanwezige pigmenten de overhand, zoals  geel en oranje. Overdag worden suikers gemaakt en die worden ’s nachts naar andere delen van de plant vervoert (als het niet te koud is). De overtollige suikers zet de plant om in vloeibare pigmenten, o.a. anthocyaan (het rood van het blad).

Kranenzomer of Indian summer: is de naam voor een periode met zonnig en rustig herfstweer. Men kan dan overtrekkende kraanvogels verwachten (naam). Men spreekt ook wel van een ‘Oudewijvenzomer’

Bomen met notensoorten die in trek zijn bij dieren:
Beukennoten: bestaan voor 25% uit vette olie en worden graag gegeten door boomklevers, eekhoorns, muizen, vogels (groenling, keep, vink).
Eikels: voor eekhoorns, muizen, vogels (koolmees, pimpelmees, Vlaamse gaai).
Hazelnoten: de onrijpe hazelnoten worden gegeten door eekhoorns en koolmezen. De rijpe hazelnoten worden gegeten door eekhoorns, bosmuizen en relmuizen, vogels (boomklevers, eksters, kraaien, spechten).
Kastanjes: eekhoorns, knaagdieren en vogels.
Walnoten: eekhoorns, muizen (rosse woelmuis en grote muizen), vogels (kauw, kraai en Vlaamse gaai).

Ook zijn de bessen rijp van de Gelderse roos, meidoorn, mispel, vlier (vliersiroop, vlierbessenjenever), kamperfoelie en lijsterbes waar ook weer veel dieren van profiteren.

Insecten zijn nog actief ondanks de lagere temperatuur. Er zijn wel minder vliegende insecten. De insecten die je nog ziet zijn mieren, muggen, motten, vliegen en vlooien. Bladluizen en wespen. gaan langzaam aan op zoek naar winterplekjes.

Spinnenmaand!
De spinnen zijn groter in de herfst en ze laten zich vaker zien. Ook vallen ze beter op omdat je de webben nu beter ziet vanwege de dauw op de draden. Er leven zo’n 700 verschillende soorten spinnen in Nederland, de bekendste is de kruisspin.

Paddenstoelenmaand! De bodem is vaak nog warm, vaak valt er veel regen en er is meer afbreekbaar materiaal aanwezig (zoals afgevallen bladeren) en daardoor zie je juist dan veel paddenstoelen, o.a. eekhoorntjesbrood, fopzwammen (jong en oud), fluweelpootjes, inktzwammen, koraalzwammetjes, porseleinzwammen, stinkzwammen, vliegenzwammen en zwavelkopjes.

Planten Als we planten in de herfst nog zien bloeien betreft het vaak nabloei (of tweede bloei). Dit zie je vaak bij plekken waar al eerder gemaaid is, bijvoorbeeld wegbermen. Als het een goed najaar is met af en toe wat regen zie je toch weer veel planten opbloeien, zoals akkerdistel (tot ver in oktober), avond- en dagkoekoeksbloem, paarse- en witte dovenetel, bezemkruiskruid, blauwe bosbes (50% herfsttint), boerenwormkruid, duizendblad, harig wilgenroosje, hondsdraf, Jacobskruiskruid, klimop, rode klaver, smeerwortel, straatgras, vogelmuur en wilde marjolein.

Vlinders We zien de trek van en aantal vlinders zoals de atalanta, doodshoofdvlinder en kolibrievlinder.  Nachtvlinders die nog rond fladderen zijn o.s.de bosbessenuil, bruine herfstuil, donsvlinder en wilgengouduil. Verder te zien zijn de dagpauwoog, distelvlinder, gepluimde spanner (sept-nov), herfstspanner, hooibeestje (tweede generatie), kleine beer (rupsen), landkaartje, najaarsspanner en de viervlek (voor het laatst te zien).

Vogels De vogeltrek: hormonaal verandert er het een en ander: pectine zorgt voor de vetopslag en het gehalte leptine verhoogd. Veel energie moet in de vorm van vet worden opgeslagen. Tijdens dit ‘opvetten’ worden maag, darmen en lever zeer groot (een lever kan 3x zo groot worden). Andere organen moeten dan slinken. De borstspier, geslachtsorganen en het hart worden kleiner. Het gevolg is dat veel vogels twee keer zo zwaar gaan wegen. Een grote hoeveelheid melatonine zorgt voor dat het actieve gedrag overdag: een lage hoeveelheid wordt ’s nachts afgegeven, dit zorgt voor rust.

Tijdens de trek is er een constante aanmaak van melatonine zodat de vogel ’s nachts door kan vliegen. Het hemoglobinegehalte stijgt en het hart gaat sneller kloppen: de vogel is bijna klaar voor vertrek. Het hormoon corticosteron zorgt dat de vogel zeer onrustig wordt. De borstspier als een van de belangrijkste spieren ontwikkelt zich sterk. Er zijn wel voorwaarden voor plaatsvinden van een trek:

  • De wind moet uit het noordnoordwesten en noordoosten komen.
  • Een windsnelheid van  < 5 m./seconde.
  • Temperatuur 2 graden C beneden de ‘normale’ temperatuur voor die dag.
  • Bewolking 50%.
  • Een luchtdruk van  > 1020 millibar.

Dag trekkers: zwaluwen trekken overdag zodat ze insecten kunnen vangen. Dagtrekkers vertrekken een half uur voor zonsopgang. De mannetjes blijven het dichtst bij het broedgebied, de vrouwtjes trekken iets verder en de jongen nog iets verder.
Deeltrek: kieviten blijven na het broedseizoen in onze streken, totdat er vorst optreedt. Zij trekken dus mee met de vorstgrens. Voedselgebrek en strenge vorst in N-Europa kan massale deeltrek van een bepaalde soort (bv. kruisbekken, pestvogels of notenkrakers) naar ons land veroorzaken. Dit noemen we invasie.
Nacht trekkers: merels, lijsters, koperwieken, fitis en tjiftjaf. Vertrekken meestal een half uur voor zonsondergang. Zij oriënteren zich op de sterren en met name de poolster. In de nacht trekken geeft voordelen: er zijn minder predatoren (roofdieren) actief, het vliegen gaat gemakkelijker (minder turbulentie en horizontale winden waardoor energie bespaard wordt). De lucht kouder en vochtiger. Het lichaam raakt zo de warmte, die het lichaam produceert door de inspanning van het vliegen, beter kwijt. Ook kunnen ze gemakkelijker overdag eten zoeken. Helaas zijn roofvogels, kraanvogels en ooievaars afhankelijk van thermiek (opstijgende warme lucht) om zich te verplaatsen. Het drijven op de luchtstromen kost weinig energie.
Ruitrek: eenden en futen trekken naar andere oorden om te ruien.
Slaaptrek: Soms worden grote groepen van wel tienduizenden spreeuwen waargenomen. Gezamenlijke overnachten is veel veiliger dan alleen. Andere vogels die met velen tegelijk overnachten zijn meeuwen, kraaiachtigen en spreeuwen.

Zoogdieren De eekhoorn en bosmuis gaan voedselvoorraden aanleggen. De bosspitsmuis overleeft alleen zonder partner (enkel van april t/m augustus zijn ze samen). De edelherten gaan burlen en de mannetjes vechten om een vrouwtje, de wilde zwijnen gaan ook paren en de bruine rat begint aan een tweede geboortepiek. De hermelijn is het eerste zoogdier dat in overgangsvacht gaat: van een beigebruine rug en witte buik naar een volledig witte vacht. De muskusratten verlaten vaste verblijfplaats en gaan op zoek naar veilige plek, waar ze niet ingesloten worden door ijs.

 

Laat een reactie achter

Scroll naar boven