MINDER STIKSTOF (7)

De grootse belofte van onbeperkte vooruitgang.

Een kwestie van  ‘hebben’ of ‘zijn’.

De grootse belofte van onbeperkte vooruitgang – namelijk dat de mens de natuur aan zich zal onderwerpen en materiële overvloed zal kennen en voor iedereen geluk en onbegrensde persoonlijke vrijheid zal zijn weggelegd – deze belofte heeft sinds het industriële tijdperk de hoop en het geloof van telkens weer nieuwe generaties levend gehouden, zegt Erich Fromm (1900-1980), socioloog/psycholoog/filosoof/hoogleraar in Duitsland en de VS, in zijn inleiding tot  “Een kwestie van hebben of zijn; grondslagen voor een nieuwe levensoriëntatie  in de consumptiemaatschappij” (Bijleveld 1976).

Tot het midden van de 18e eeuw, zo gaat hij verder, was die beheersing van de natuur maar heel beperkt van aard. Maar met de enorme groei van de industrie, kregen we geleidelijk het gevoel dat we op weg waren naar onbegrensde productie en dus ook naar  onbegrensde consumptie. De techniek zou ons almachtig en de wetenschap zou ons  alwetend maken, was het geloof.  We waren op weg om een soort van goden te worden, een soort opperwezens, die een tweede wereld in het leven konden roepen en daarbij de natuurlijke wereld en haar grondstoffen konden gebruiken als leveranciers van allerlei bouwstenen. De mensen zouden meester worden over hun eigen bestaan, was de gedachte. Men zou vrij zijn om te doen wat men wilde. Althans dat meende men. En hoewel dit slechts gold voor de elite en de middenklasse, kon dit de anderen doen geloven dat zij daar ooit ook van zouden profiteren. Uiteindelijk onbegrensd geluk voor iedereen.

Deze heilige drie-eenheid van onbeperkte productie, absolute vrijheid en onbegrensd geluk vormde de kern van een nieuwe religie, –vooruitgang-geheten. Het Aardse Rijk van de Vooruitgang moest in de plaats komen van het bestaande Koninkrijk Gods, zegt Fromm.

Maar het bleek een traumatische ontnuchtering toen duidelijk werd dat de vervulling van deze grootse belofte uitbleef. Het industriële tijdperk heeft zijn belofte niet waar gemaakt, werd uiteindelijk de conclusie, constateert  Fromm:

1.Onbeperkte bevrediging van alle verlangens leidt niet tot welzijn en is ook niet de weg tot geluk of zelfs maar tot maximaal genot.

2.De droom dat wij zeggenschap over ons eigen bestaan zouden krijgen eindigde in een wreed ontwaken, toen we beseften dat wij maar kleine radertjes in de bureaucratische machine waren geworden en dat onze gedachten, gevoelens en voorkeuren gemanipuleerd worden door de  overheid en industrie, met behulp van de massamedia.

3.De economische groei is beperkt gebleven tot de rijke landen en de kloof tussen rijke en arme landen is steeds groter geworden.

4.De technische vooruitgang heeft ertoe geleid dat het milieu ernstig wordt bedreigd en heeft ook al het gevaar van een atoomoorlog opgeroepen. Beide gevaren kunnen een einde maken aan de beschaving en mogelijk zelfs aan alle leven.

Fromm concludeert: Een samenleving waarvan de belangrijkste principes bezitsvermeerdering, winst en eigendom zijn, levert een sociaal karakter op waarin ‘hebben’ centraal staat en zodra dit dominante patroon eenmaal ontstaan is, wil niemand een buitenbeentje of, nog erger, een buitenstaander zijn. Om dit risico te vermijden past iedereen zich aan de meerderheid aan, een meerderheid waarin gewoonlijk slechts één gemeenschappelijke trek te ontdekken valt, en wel het feit dat iedereen de ander als vijand ziet.

Doordat in onze industriële samenleving alles op egoïsme gebaseerd is, denken de leiders dat de mensen alleen te motiveren zijn wanneer er materiële beloningen in het vooruitzicht gesteld worden, en dat ze niet reageren wanneer er een beroep wordt gedaan op hun solidariteit en bereidheid een offer te brengen. Vandaar dat een dergelijk appél, behalve in oorlogstijd, zelden gedaan wordt en dat de mogelijkheid om eventuele positieve reacties daarop te registreren verloren is gegaan.

Toen Albert Schweitzer, vertelt Fromm, in 1954 naar Oslo kwam om daar de Nobelprijs voor de Vrede in ontvangst te nemen, hield hij de wereld de volgende uitdaging voor:

“Wij moeten de situatie onder ogen durven zien. De mens is tot een Übermensch/ Machtsmens geworden. Maar de Machtsmens met zijn bovenmenselijke macht is niet opgeklommen tot het niveau van een bovenmenselijke wijsheid. Hoe meer zijn macht toeneemt, des te armer wordt hij….Wat wij moeten gaan beseffen, wat wij eigenlijk veel eerder hadden moeten beseffen, is dat wij steeds onmenselijker worden naarmate wij meer Machtsmens zijn.”

Ik kan de lezer van mijn columns dit boek van Erich Fromm van harte aanbevelen. De auteur schrijft op een heel begrijpelijke en leesbare manier en legt in gewone mensentaal helder uit waardoor de huidige klimaatproblemen zijn ontstaan en hoe wij deze op een adequate en rationele manier kunnen gaan aanpakken.

Hans Pijnaker

November 2024

Scroll naar boven